Kort en precies

De meeste Taolu bestaan ​​uit minder dan 36 bewegingen. Door middel van korte vormen en compacte opeenvolgende bewegingen kan de beoefenaar efficiënter zijn energie verzamelen en de vorm in een adem afmaken. Op deze manier is er meer tijd om je in de afzonderlijke bewegingen te verdiepen. Hiermee wordt tegelijkertijd vermoeidheid vermeden die kan leiden tot slordigheid en halfslachtigheid.

Stoten in een rechte lijn

De Shaolinvuist loopt altijd in een lijn en dus is Kung Fu een lineaire sport. Een lijn, volgens de geometrische voorwaarden, wordt gedefinieerd door twee punten. Vanuit een wiskundig oogpunt is een directe lijn altijd het snelste. Elke beweging van het Shaolin Kung Fu vindt uitsluitend plaats in een lijn, of het nu voorwaarts springen, opspringen, naar de zijkant springen, rollen, omdraaien, vooruit en achteruit bewegen, of verticaal en horizontaal bewegen is.

Om praktische redenen zijn er meestal niet meer dan twee soorten aanvallen: in een rechte lijn of vanuit een hoek. Men slaat dus of rechtstreeks in het midden of vanaf een zijwaartse hoek. Het maakt niet uit welke methode van de aanval wordt gebruikt, het doel is de vijand als een bliksemschicht, op topsnelheid, met maximale kracht, binnen de kortste tijd en vanaf de kleinste afstand te raken.

In Baguazhang en Taijiquan, twee andere Kung Fu-stijlen, wordt vaak gebruik gemaakt van aanvallen in een cirkel en ontduikingstechnieken, terwijl de voorkeur bij Shaolin Kung Fu in een directe lijn ligt. In werkelijkheid is het veel moeilijker om ronde stoten of ontwijkingen uit te voeren, want als de aanvaller bij zijn doel komt, vooral in een tweegevecht (met uitzondering van verrassingsaanvallen), wordt elke beweging van de aanvaller nauwlettend gevolgd. Daarnaast verbruiken ronde aanvallen veel meer ruimte en zijn ontduikingstechnieken zeer tijdrovend. Deze technieken worden door de tegenstander gemakkelijker doorzien, waardoor het aanvalsinitiatief verloren gaat. Aanvallen in een direct lijn vermijdt deze nadelen.